Toolkit ‘Omgaan met trauma’: Een kompas voor wie werkt met jongeren op de vlucht
In het kader van Wereldvluchtelingendag op 20 juni sprak Trefpunt Odi met Karine Boel, psychotherapeut bij Minor Ndako, en Rob Sweldens, manager bij StreetSmart. Het voorbije anderhalf jaar werkten zij aan de ontwikkeling van de gratis educatieve toolkit ‘Omgaan met trauma’. Deze praktische tool ondersteunt jeugdwerkers, leerkrachten, opvoeders en sociaal werkers in het herkennen en begeleiden van kinderen en jongeren met traumatische ervaringen. Hoe kwam deze toolkit tot stand, wat zit erin, en wat maakt het werken met jongeren met een vluchtverhaal zo bijzonder?
Voor wie niet vertrouwd is met jullie werking: kunnen jullie kort toelichten wat jullie organisaties doen en voor wie jullie er zijn?
Karine: "Minor Ndako is een voorziening binnen de jeugdzorg. Wij bieden opvang en begeleiding voor kinderen, jongeren en hun gezinnen in Brussel en Vlaams Brabant. Daarnaast heeft Minor Ndako expertise opgebouwd in het werken met buitenlandse niet begeleide minderjarige nieuwkomers. Er zijn verschillende vestigingen in Vlaanderen."
Rob: "Mobile School vzw maakt al 20 jaren schoolborden op wielen – ‘mobiele scholen’ - voor kinderen die op straat leven en werken, ondertussen in 39 landen. Via StreetSmart ontwikkelen we de laatste 8 à 9 jaren ook gratis, innovatieve educatieve materialen en opleidingen voor jeugdwerkers en begeleiders die werken met kwetsbare kinderen en jongeren. Vanuit die insteek hebben we dit project aangevat rond omgaan met trauma."

Wat was de aanleiding om de ‘Omgaan met trauma’-toolkit te ontwikkelen? Welke nood zagen jullie in het werkveld?
Rob: "In de context waarin wij werken, werken we altijd met kinderen met een rugzak vol ingrijpende ervaringen. Misbruik, conflict en verslaving zijn een constante dreiging voor kinderen op straat. We merkten in ons netwerk dat er toch nog beperkte kennis is rond de impact van die traumatische gebeurtenissen. En dat begeleiders en jeugdwerkers zoekende zijn naar hun rol: Hoe kan je ondersteuning bieden, maar ook grenzen aangeven en doorverwijzen? En zo kwamen we bij Minor Ndako terecht om samen een project uit te werken medegefinancierd door de Europese Unie, met nog twee internationale partners. We wilden hier een kader rond uitwerken, vorming en educatief materiaal ontwikkelen, leidraden enzovoorts."

Karine: "Met deze toolkit willen we de angst verkleinen bij begeleiders om iets fout te doen of te zeggen in het contact met getraumatiseerde kinderen. Wanneer zij zich zekerder voelen, merken ook de kinderen dat het veilig is om hun gevoelens te uiten wat belangrijk is voor het herstel."
Waaruit bestaat de toolkit en hoe kunnen professionals hier mee aan de slag? Kan je concrete voorbeelden geven van hoe dat er in de praktijk uitziet?
Rob: "We hebben tien educatieve posters gemaakt die gaan over trauma, stress, emotieregulatie en zelfzorg, die in een brede context kunnen ingezet worden bij kinderen en jongeren. Dit is kant-en-klaar materiaal dat begeleiders zelf kunnen afprinten en gebruiken tijdens activiteiten, sessies of gesprekken met kinderen, zowel individueel als in groepjes.

Elke poster heeft een spelelement om laagdrempelig aan de slag te gaan. Zo is er bijvoorbeeld een poster met dieren die je eerst verschillend ziet reageren op stress door een traumatische gebeurtenis. Dit is ook gewoon een tof en interactief dieren-zoekspel, waar je de dieren moet zoeken aan de hand van kleuren, de vacht of soort ogen. In tweede instantie kan je dieper ingaan op emoties, waarom ze zo reageren. En in derde instantie kan je dieper ingaan op trauma. Om natuurlijk niet meteen met de deur in huis te vallen. En deze manier van werken zit vervat in elke poster.
We maakten ook een handleiding met 60 activiteiten die je met of los van de posters kan gebruiken. Die kunnen op cognitief vlak, sociaal, emotioneel en psychisch vlak ingezet worden met kinderen en jongeren.
En wat ook leuk is, is dat je via een podcast het verhaal van de personages op de posters kan beluisteren in verschillende talen. Dus vanuit het spel en de psycho-educatiehoek zijn er leuke materialen ontwikkeld.
Anderzijds ontwikkelden we vijf online trainingsprogramma’s die je helpen om traumasensitief aan de slag te gaan. Deze zijn bedoeld voor wie jongeren begeleidt, maar ook voor (zorg)leerkrachten, ouders,… De thema’s zijn bijvoorbeeld wat traumasensitief jeugdwerk is, psychologische eerste hulp, de grenzen van de jeugdwerker, zelfzorgtechnieken. Dit is 10 à 12 uur lesmateriaal dat je op eigen tempo kan volgen. Alles is gratis ter beschikking in het online leerplatform StreetSmart Learn."
Welke vormen van trauma komen jullie het vaakst tegen bij jongeren met een vluchtverleden? En hoe uit zich dat in hun dagelijks functioneren?
Karine: "Bij vluchtelingenkinderen gaat het vaak om oorlogstrauma: ze hebben oorlog of geweld meegemaakt in hun land van herkomst. Ook de reis naar Europa – vaak onder gevaarlijke omstandigheden en met behulp van mensensmokkelaars – laat diepe sporen na. En eenmaal aangekomen in het gastland moeten ze zich aanpassen aan een samenleving die voor hen volledig nieuw is. We spreken daarom van trauma vóór, tijdens én na de vlucht.
Dit uit zich vooral in lichamelijke klachten, zoals buik- of hoofdpijn, nachtmerries en slaapproblemen. Deze klachten zijn vaak een toegangspoort om het over andere moeilijkheden te hebben. Je kan dan via psycho-educatie uitleggen wat er eigenlijk aan de hand is in hun lichaam en in hun hoofd en dat het normaal is dat zij die reacties of gedragingen krijgen door wat zij hebben meegemaakt.
Verder zien we geregeld emotionele problemen: moeilijke emotieregulatie, verhoogde prikkelbaarheid, suïcidale gedachten, depressie...
Veel vluchtelingenkinderen kampen ook met cognitieve problemen. Ze kunnen zich moeilijk concentreren, hebben moeite met onthouden of nadenken. Sommigen willen niet naar school, of zijn er nog nooit geweest en moeten echt vanaf nul beginnen. Hun hoofd zit vaak vol zorgen: 'Wat gebeurt er met mijn familie?', 'Hoe zit het met mijn documenten?'. Door die mentale belasting is er soms weinig ruimte over om aan leren te denken. Toch merken we dat school een belangrijk copingmechanisme kan zijn. Het biedt structuur, afleiding én een gevoel van normaliteit."
Wat maakt het begeleiden van jongeren met een vluchtverhaal anders dan bijvoorbeeld jongeren zonder migratieachtergrond in kwetsbare situaties?
Karine: "Waar je allereerst op botst is de taal. Wij werken vaak met live tolken. We zien dat dit zeker in een beginfase belangrijk is. Kinderen moeten kunnen begrijpen wat er aan de hand is en zich kunnen uitdrukken in hun eigen taal. We schakelen ook online tolken of vertaalmachines in.
Kinderen die Nederlands leren, interpreteren woorden en uitdrukkingen soms anders dan bedoeld. Het gaat daarbij niet alleen om de letterlijke betekenis, maar ook om de manier waarop iets gezegd wordt. Zo zien we bijvoorbeeld kinderen die gewend zijn om luid te spreken of te roepen, wat in hun familie of cultuur normaal is. In zulke gevallen is het belangrijk om hen stap voor stap de sociale codes en omgangsvormen van hier aan te leren.

Naast het taalgegeven is er nog het culturele aspect. We zien dat bepaalde groepen tijd nodig hebben om te adapteren aan onze samenleving. Dat kan bijvoorbeeld gaan over de rol van de vrouw die in bepaalde landen een andere positie inneemt. Terwijl je hier vrouwelijke begeleiders hebt. Ze moeten dan een bepaalde autoriteit aanvaarden, maar hebben dat als jonge man nooit zo geleerd. Dat zijn processen die traag gaan. In ons werk moeten we vertragen en er veel bij blijven stilstaan of ze het begrepen hebben. Het is een continue dagelijkse uitdaging om te onderzoeken wat er juist aan de hand is en wat ze nodig hebben."
Rob: "Wij proberen ook sterk in te zetten op het gevoel van eigenwaarde bij de kinderen. Want alles wat de kinderen met wie wij werken hebben geleerd, hebben zij geleerd in de straatcontext. Zij worden van daaruit weggerukt naar een context met andere normen en waarden, zoals in een jeugdinstelling, een school. Heel hun identiteit wordt in vraag gesteld. Wij proberen dan te vertrekken van wat hun talenten en mogelijkheden zijn, wat ze graag doen. En zo vanuit verbinding en vertrouwen connectie maken om verdere stapjes te kunnen zetten.
Ook vluchtelingen hebben onderweg veel veerkracht moeten tonen om dat pad te overleven. We mogen dit niet enkel als een probleem zien, maar moeten jongeren ook in hun kracht zetten: wat heb jij allemaal gepresteerd, wat kunnen we daarvan gebruiken in de samenleving en hoe kan je zo verder doorgroeien?"
Wat zijn volgens jullie essentiële vaardigheden of attitudes die professionals nodig hebben om cultuursensitief om te gaan met trauma?
Karine: "Het voornaamste vind ik dat je je bewust moet zijn van je eigen referentiekader en dat van de andere. Dit daagt je uit om te onderzoeken en alert te blijven wat je nodig hebt om die kinderen en jongeren te blijven bereiken.
Ik geef een voorbeeld uit het begin van mijn carrière: Een meisje weigerde om te eten en bleef maar vermageren. Wij dachten in eerste instantie dat ze ons eten niet lustte. Uiteindelijk kwamen we erachter dat het in haar familie en cultuur niet toegestaan was om eten van vreemden aan te nemen, alleen van familie, vrienden of buren. Deze ervaring heeft me diep aan het denken gezet over hoe snel we geneigd zijn om te interpreteren vanuit onze eigen normen en gewoonten. Wat voor ons een vanzelfsprekend gebaar van zorg is — eten aanbieden — kan voor iemand anders juist ongemakkelijk of ongepast zijn. Door actief te blijven onderzoeken en vragen te stellen, kwamen we tot de kern van het probleem.
Wat ook altijd interessant en waardevol is, is om te kijken hoe een jongere destijds in zijn of haar oorspronkelijke context functioneerde, en wat daar hielp. Vaak biedt die context aanknopingspunten voor wat iemand als helpend of veilig ervaart.
Een voorbeeld hiervan is hoe we in onze cultuur bij lichamelijke klachten vaak automatisch naar een pijnstiller grijpen. In sommige andere culturen wordt bij bepaalde klachten juist een specifiek gerecht klaargemaakt — voeding wordt daar gezien als medicijn, en de zorg die iemand ervaart zit niet alleen in de werkzame stof, maar juist ook in het ritueel, de geur, de aandacht en de betekenis die eraan gegeven wordt.
Wanneer wij dan zonder uitleg een pil aanbieden, kan dat in de beleving van de jongere koud of onpersoonlijk overkomen. Door te begrijpen wat in hun context als zorgzaam of genezend wordt ervaren, kunnen we ons handelen hierop afstemmen — of op z’n minst in gesprek gaan over wat iemand gewend is en wat voor hen werkt."

Rob: "Een empathische, onderzoekende houding staat voor mij op één en zal je uitdagen om kennis te verwerven. Anderzijds kan kennis je helpen om begrip te krijgen voor bepaalde situaties. Verder vind ik zelfzorg belangrijk om dit duurzaam te kunnen doen. Want het vraagt veel van een hulpverlener om elk kind te onderzoeken en je komt met verschillende verhalen thuis. Vandaar dat we dit ook mee opgenomen hebben in onze toolkit."
Wat zouden jullie willen meegeven aan organisaties die nog zoekende zijn in hoe ze diversiteit en inclusie écht kunnen integreren in hun dagelijkse werking?
Rob: "Probeer laagdrempeligheid door te zetten in alle lagen van je organisatie: werking, taal, context, de locatie waarin je jongeren ontvangt of dat je ook naar buiten gaat, hoe je je lokaal inricht, de manier waarop je mensen aanspreekt. Maar ook in de vormgeving van je materialen. Zo hebben wij in de vormgeving van onze toolkit-materialen gekozen voor een multiculturele insteek. We hebben met zorg gekeken dat we stereotyperingen voorkomen, zodat kinderen zich echt kunnen herkennen in de beelden."
Karine: "Ik zou vooral zeggen: heb geen angst, maar een open houding om hiermee aan de slag te gaan. We kunnen leren van elkaar en complementair zijn. In onze organisatie hebben we ook diversiteit in de teams. Dit is echt een meerwaarde. Je hebt verschillende invalshoeken. Al die referentiekaders die samen komen, kan echt de sterkte van een team zijn."