Hoe kan je als therapeut diversiteitscompetenter te werk gaan?
April 2023
Dr. Ama Kissi over raciale discriminatie binnen de pijnzorg, het belang van psychologen van kleur, de kracht van woorden, diversiteitscompetente zorg en meer.
Kun je jezelf eens voorstellen?
"Ik werk als klinisch psycholoog in PRAKTIJK50, een groepspraktijk voor psychotherapie en coaching in Lokeren. Daarnaast ben ik postdoctoraal onderzoeker aan de UGent en geef ik geregeld workshops en lezingen over de link tussen racisme en gezondheid, en diversiteitscompetente zorg. De afgelopen jaren zette ik mij ook in als diversiteit en inclusie consultant voor bedrijven en organisaties."
Aan de Universiteit van Gent doe je onder meer onderzoek naar raciale discriminatie binnen de pijnzorg. Kan je ons hier wat meer over vertellen?
"Ons onderzoek richt zich specifiek op het identificeren van factoren die verklaren waarom personen van kleur minder goede pijnbehandelingen krijgen. Het is al herhaaldelijk aangetoond dat zwarte mensen vaak minder goede en minder sterke pijnmedicatie krijgen dan witte mensen, zelfs als ze gelijkaardige pijnlevels rapporteren. Bovendien wordt er tijdens medische consulten minder tijd vrijgemaakt voor personen van kleur dan voor witte personen. Maar over de factoren die deze verschillen kunnen verklaren, is er eigenlijk heel weinig geweten. Daarom hebben we hierrond een onderzoeksproject opgestart. Momenteel focussen we ons binnen dit project vooral op eigenschappen van de hulpverlener (bijvoorbeeld aandachtsprocessen, empathie en vooroordelen) die raciale discriminatie binnen de pijnzorg kunnen verklaren.
Aangezien in België ras en etniciteit niet standaard geregistreerd worden in medische settings, moeten we in ons onderzoek terugvallen op de percepties van raciale en etnische discriminatie van patiënten. In een recente studie hebben we kinderen en jongeren hierover bevraagd. Het zijn nog preliminaire bevindingen, maar we konden wel vaststellen dat kinderen en jongeren van kleur, in tegenstelling tot witte kinderen en jongeren, ietwat vaker het gevoel hadden dat ze binnen de pijnzorg anders werden behandeld omwille van hun huidskleur.
Ze gaven bijvoorbeeld aan dat ze het gevoel hadden dat ze met minder hoffelijkheid werden behandeld, of dat een hulpverlener hen niet als slim beschouwde. Dus dat toont wel aan dat jonge mensen, zelfs kinderen, raciale/etnische discriminatie kunnen waarnemen. Ik krijg soms wel eens de vraag of we deze waarnemingen wel au sérieux moeten nemen. Mijn antwoord hierop is steeds: ja! De subjectiviteit van percepties van raciale/etnische discriminatie doet geen afbreuk aan het belang ervan. Want inderdaad, onderzoek toont aan dat percepties van raciale/etnische discriminatie kunnen samenhangen met slechtere gezondheidsuitkomsten en mentale gezondheidsklachten zoals angstgevoelens of depressieve gedachten. Net daarom is het belangrijk om naast objectieve registraties van raciale en etnische discriminatie binnen de gezondheidszorg ook de subjectieve beleving van de patiënt in kaart te brengen. Maar los van die samenhang met andere klachten, is het hoe dan ook belangrijk om te onderzoeken wat er nu precies misloopt. Als we dat weten, kunnen we interventies ontwikkelen om (gepercipieerde) raciale/etnische discriminatie te voorkomen en/of te reduceren."
Hoe kan raciale discriminatie zich uiten in het gedrag van de hulpverlener?
"Het gaat niet enkel om wat hulpverleners doen, dus bijvoorbeeld het wel of niet geven van een behandeling, maar ook om hoe ze het doen. Zo kunnen er verschillen optreden op non-verbaal niveau, denk aan oogcontact, interpersoonlijke afstand en dergelijke meer. De mate van oogcontact die je hebt met iemand tijdens een gesprek, is bijvoorbeeld erg belangrijk voor de beleving van de persoon in kwestie. Wanneer we oogcontact maken, zenden we een vorm van betrokkenheid uit. Welnu, onderzoek heeft aangetoond dat er vaak sprake is van minder oogcontact wanneer mensen interageren met personen die geen deel uitmaken van hun raciale of etnische groep. Op maatschappelijk niveau heeft er een gigantische verschuiving plaatsgevonden in termen van wat er wel of niet getolereerd wordt op het vlak van discriminatie. Vroeger kwamen expliciete vormen van racisme veel vaker voor, terwijl daar vandaag de dag niet zo’n draagvlak meer voor is. Discriminatie uit zich nu op subtielere manieren, en net daarom is het zo belangrijk om je ook bewust te worden van en oog te hebben voor non-verbale vormen van discriminatie. Bijvoorbeeld, hoeveel afstand is er wanneer men communiceert met iemand die niet behoort tot hun raciale of etnische groep? Hoeveel oogcontact maakt men? Op welke toon wordt iets gezegd? Zulke zaken zijn cruciaal om bij stil te staan omdat ze een invloed kunnen hebben op hoe de interactie wordt ervaren."
Slachtoffer zijn van racisme kan op je mentale gezondheid wegen, maar kan ook een fysieke weerslag hebben. Kan je wat dieper ingaan op de verschillende gezondheidsklachten die racisme teweeg kan brengen?
"Wanneer we het hebben over gezondheid, denk ik dat het belangrijk is om een breed perspectief te hanteren. Mentale en fysieke gezondheid zijn namelijk sterk verweven met elkaar, en je kan slechts tot op zekere hoogte een onderscheid maken tussen de twee. Wanneer mensen ernstige fysieke gezondheidsklachten hebben, hangt dit vaak samen met een verminderd mentaal welbevinden. Zo kan iemand met kanker bijvoorbeeld ook last krijgen van depressieve klachten. Wanneer we het dan hebben over mentale gezondheidsklachten, zoals depressie of burn-out, is er ook vaak een fysieke component aanwezig. Mensen zijn bijvoorbeeld vermoeid, hebben spierpijn… Er is dus een sterke interactie tussen mentale en fysieke gezondheid.
Herhaaldelijke blootstelling aan racisme, of zelfs eenmaal slachtoffer zijn van racisme, kan een negatieve invloed hebben op je gezondheid. Dit wordt vaak toegeschreven aan de stress die zo’n ervaring kan veroorzaken. Hoewel het de kans op gezondheidsklachten vergroot, is het echter niet zo dat blootstelling aan racisme automatisch een negatieve invloed heeft op je gezondheid. Uiteraard is er wel een samenhang tussen de twee, maar het gaat niet altijd om een een-op-een-relatie. Soms kan racisme wel een directe invloed hebben op iemands gezondheid, bijvoorbeeld wanneer je een minder goede behandeling krijgt omwille van je ras, maar bij de subtielere vormen van racisme is het verhaal genuanceerder. Veel hangt af van de mate waarin iemand de discriminatie als dusdanig interpreteert of waarneemt, en hoeveel belang iemand hecht aan diens raciale identiteit. Voor sommige mensen van kleur zal het ervaren van raciale discriminatie misschien minder zwaar doorwegen dan het ervaren van genderdiscriminatie. Je kan dat niet altijd a priori gaan invullen voor de persoon in kwestie. Uiteindelijk is ras maar één aspect van iemands sociale identiteit."
Vind je het belangrijk dat mensen van kleur terecht kunnen bij een psycholoog van kleur?
"Ik denk dat het belangrijk is dat mensen die optie hebben, absoluut. Ik moet hierbij heel sterk denken aan een verhaal van een patiënt van mij, die me vertelde over hun eerdere ervaringen met een witte therapeut. Wanneer mijn cliënt het had over hun ervaringen met racisme, minimaliseerde de therapeut de feiten en ging hij op zoek naar manieren om zijn eigen groep te verdedigen. Dat is een menselijke reactie, maar de persoon in kwestie voelde zich daardoor heel onveilig. Wanneer je als patiënt van kleur bij een therapeut van kleur aanklopt, verkleint de kans dat je je onbegrepen voelt. Doordat je dezelfde realiteit hebt, kunnen zaken die vrijwel onzichtbaar lijken voor anderen, zichtbaar worden. Het vergroot de kans dat er een veiligheid wordt gecreëerd omtrent een fundamenteel onveilig gegeven, namelijk racisme. En die veiligheid kunnen bieden vind ik zo belangrijk, zeker in de context van therapie. Daarmee wil ik niet zeggen dat witte therapeuten dat niet kunnen doen voor personen van kleur, maar het vereist dat ze zich inspannen. Dat ze bereid zijn om te leren, fouten te maken, die fouten toe te geven, en zich te herpakken. Dat ze zich bewust zijn van hun eigen referentiekader en van hun eigen positie binnen de maatschappij. Dat ze weten dat die positie gepaard gaat met bepaalde privileges die kunnen zorgen voor blinde vlekken. Dat is dus heel wat, maar ik denk dat therapeuten die verantwoordelijkheid hebben.
Gewoon sensitief zijn voor die zaken is echter onvoldoende. Je moet ook vaardigheden ontwikkelen die je in staat stellen om de ander, die niet behoort tot je raciale of etnische groep, beter te kunnen begrijpen en te helpen. Daarbij gaat het niet over wat jij denkt dat jij nodig zou hebben als je in de situatie zou verkeren van de cliënt van kleur. Het gaat over wat jij denkt dat die persoon nodig heeft in die situatie, rekening houdende met zijn/haar/hun achtergrond. Dat is voor mij de basis van diversiteitssensitieve zorg.
Ik gebruik nu deze term omdat die heel gangbaar is in België, maar eigenlijk vind ik die naam heel misleidend: alsof je gewoon gevoelig moet zijn voor de verschillen tussen mensen. Het gaat er echter om dat je ook de competenties hebt om daarmee om te gaan. Dat je die verschillen opmerkt, omarmt, en er ruimte voor creëert binnen de therapeutische context. Vandaar dat ik liever spreek over diversiteitscompetente zorg. Van de term ‘cultuursensitieve zorg’ hou ik al helemaal niet, omdat ik die heel restrictief vind. Cultuur is immers maar één aspect van iemands identiteit, terwijl het erom gaat rekening te houden met alle facetten van de persoon die voor je zit. Woorden zijn krachtig: ze beïnvloeden de manier waarop we naar de werkelijkheid kijken en hoe we met die werkelijkheid omgaan. Daarom vind ik dat we heel goed moeten nadenken over de terminologie die we gebruiken.
Ook moeten we binnen de psychologie afstappen van de idee dat we tools hebben die universeel zijn. Dat is een erg eurocentrische aanname. De meeste onderzoeken rond deze tools zijn voornamelijk uitgevoerd bij witte mensen, waardoor we eigenlijk bitter weinig weten over de mate waarin de bevindingen ook toepasbaar zijn op andere groepen. Ik wil niet zeggen dat de tools daarom niet werken, maar we moeten ze wel kritisch in vraag durven stellen. Het is vooral belangrijk om na te gaan wat er werkt voor de specifieke persoon die voor je zit, want one size does not fit all. Misschien is het bijvoorbeeld zinvol om ruimte te creëren voor de religie van een cliënt. Hoe kan je dat integreren, hoe kun je ervoor zorgen dat dat deel kan uitmaken van je therapeutisch handelen? Dat vind ik heel belangrijk om bij stil te staan."
Welke tip(s) zou je meegeven aan hulpverleners binnen de geestelijke gezondheidszorg die diversiteitscompetenter te werk willen gaan?
"Stel jezelf de volgende vragen: wat zijn mijn sociale identiteiten? Wat zijn de privileges en vormen van benadeling die ik ervaar binnen de maatschappij? Wat kan ervoor zorgen dat ik bepaalde blinde vlekken heb? Wat betekent het voor mensen die behoren tot andere sociale groepen om te leven in deze maatschappij? Deze basishouding is de eerste stap. Dan moet je je bijscholen: lees bijvoorbeeld boeken over interculturele communicatie, genderdiversiteit, de queer communities… Of volg workshops. Sta open voor anderen, durf fouten maken, en durf je fouten ook toe te geven. En ten slotte: stel intervisiegroepen samen die bestaan uit psychologen en therapeuten met een diverse achtergrond. Mensen die een gelijkaardige sociale identiteit hebben, zullen vaak geneigd zijn om de zaken op een gelijkaardige manier te bekijken. Wanneer je diversiteit ook omarmt op het niveau van je peers, kan dit leiden tot andere, waardevolle inzichten."